Historische achtergrond
Europa voor de Eerste Wereldoorlog
Rond 1900 staan de grote mogendheden in Europa op het hoogtepunt van hun macht. Een handvol koloniale machten heeft ook de wereld buiten Europa onder controle. Industriëlen, grootgrondbezitters en militairen trekken er aan de touwtjes. Parlementen zijn in opkomst, maar in Midden- en Oost-Europa hebben de vorstenhuizen nog veel macht. Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen is nog nergens ingevoerd. De sociale onrust is vaak groot. In Rusland rommelt het, in Ierland gist het en op de Balkan broeit het. Toch is er sinds 1871 geen oorlog meer geweest tussen de grote landen, althans niet in Europa. Wel is er veel rivaliteit en wantrouwen.
Het jonge Duitse keizerrijk is een doorn in het oog van Frankrijk, dat zijn status als machtigste staat op het Europese vasteland verloren ziet gaan. Ook botert het steeds minder tussen Rusland en Oostenrijk-Hongarije, twee conservatieve keizerrijken die allebei hun invloedssfeer willen uitbreiden op de Balkan, ten koste van het in verval geraakte Ottomaanse Rijk. Rusland ziet zichzelf als grote broer van de Slavische volkeren die zich willen onttrekken aan het gezag van Wenen of Constantinopel. Bovendien wil Rusland zijn vloot door de Bosporus naar de Middellandse Zee kunnen laten varen. De Donaumonarchie, een staat met vele volkeren waarin Oostenrijkers en Hongaren de dienst uitmaken, dreigt uiteen te vallen als dit land geen antwoord heeft op het felle nationalisme dat overal de kop opsteekt.
In 1879 sluit Duitsland een verdrag met Oostenrijk-Hongarije voor wederzijdse hulp bij conflicten met andere mogendheden. Drie jaar later sluit Italië zich hierbij aan en ontstaat de Drievoudige Alliantie. Frankrijk sluit in 1894 een soortgelijk pact met Rusland. Er zijn nu drie machtsblokken, de twee allianties en het Britse Rijk, die in Europa een wankel evenwicht weten te bewaren. Hieraan komt een eind wanneer in Duitsland de pragmatische Realpolitik wordt vervangen door een agressieve Weltpolitik, waarmee keizer Wilhelm II van zijn rijk een wereldmacht wil maken dat het Britse en Franse imperium kan evenaren. De Duitsers hebben al het grootste landleger en voeren investeringen in de vlootbouw flink op als antwoord op de snelle modernisering van de Britse marine. Tegelijkertijd zijn de Duitse machthebbers bezorgd over de groeiende militaire macht van Rusland.
Monument 1814-1914 bij Hurtebise
Zo barst in Europa een wapenwedloop los. Ook groeit de macht van staten over de eigen bevolking. Door invoering van de militaire dienstplicht kunnen ongekend grote legers, bestaande uit miljoenen mannen, worden ingezet. Met zoveel kanonnenvlees wordt het mogelijk om fronten van honderden kilometers lengte te bemannen. De potentiële vernietigingskracht van de legers is ongeëvenaard, maar in de hoofden van veel mensen schuilt nog een romantisch en heroïsch beeld van oorlog voeren. Het is inmiddels een eeuw geleden dat er een groot Europees conflict werd uitgevochten en maar weinigen kunnen zich voorstellen hoe zoiets in de twintigste eeuw zou kunnen uitpakken. Er zijn wel mensen geweest die het gevaar hebben gezien, zoals de Poolse industrieel Ivan Bloch. Al in 1897 beschrijft hij hoe de volgende oorlog zal verlopen: ‘Iedereen zal in de komende oorlog ingegraven zitten; een soldaat zal even veel behoefte hebben aan een schep als aan een geweer.’ Het is een ongemakkelijke waarheid die anderen niet belet te geloven dat oorlog een acceptabel middel is voor het verwezenlijken van nationalistische dromen en het vergroten van afzetmarkten. Oorlog wordt ook gezien als een korte maar noodzakelijke ingreep om een duurzame vrede te bereiken. Velen denken er überhaupt niet over na. Het leven van alle dag kost al genoeg energie. Alles wat zich buiten de eigen streek afspeelt, is een ver-van-mijn-bedshow waar je als bakker, boerin of barbier toch geen rol in kunt spelen.
Frankrijk heeft een aanvalsplan in de kast liggen om Elzas-Lotharingen, dat in 1871 door Duitsland werd ingelijfd, te heroveren. Om dit te doen slagen is een gelijktijdige aanval van Rusland op Duitsland nodig. Nog ambitieuzer is het aanvalsplan van Duitsland, waarmee het zowel Frankrijk als Rusland denkt te kunnen verslaan. Dit Schlieffenplan veronderstelt dat Rusland met zijn grote afstanden en slechte infrastructuur acht weken nodig zal hebben om volledig te mobiliseren. Binnen die tijd zou Frankrijk moeten zijn overwonnen. Volgens een strak schema zullen Duitse troepen via België het noorden van Frankrijk binnenvallen en met een boog om Parijs heentrekken om vervolgens de Franse troepen, die zijn geconcentreerd aan de Duitse grens, in de rug aan te vallen. Daarna zullen de Duitse legers razendsnel op treinen naar het oosten worden gezet voor een aanval op Rusland. Ook regeringen die binnen Europa naar vrede en stabiliteit streven, zijn wel degelijk bereid om bloedbaden aan te richten, maar dan wel volgens het not-in-my-backyard-principe: de manier waarop Nederlanders, Belgen en Britten bezig zijn om hun koloniale gezag te vestigen in Atjeh, Congo of Zuid Afrika doet niet onder voor de mentaliteit van de ergste Pruisische ijzervreters.
In 1904 leggen Groot-Brittannië en Frankrijk hun oude geschillen bij en drie jaar later vormen zij met Rusland de Drievoudige Entente om Duitsland in bedwang te houden, of – vanuit Berlijn gezien – te omcirkelen. De afspraken binnen de bondgenootschappen zijn niet dwingend. In Frankrijk en Rusland wordt beseft dat hun alliantie weinig zin heeft als ze weigeren om elkaar militair te steunen. Ook Duitsland heeft in de gaten dat het Oostenrijk-Hongarije daadwerkelijk zal moeten steunen om niet alleen te staan als er een oorlog uitbreekt. Italië zal uiteindelijk eieren voor zijn geld kiezen en in 1914 niet meedoen met zijn bondgenoten. Later zal het zich laten verleiden om de kant van de Entente te kiezen.
In 1912 en 1913 verliest het Ottomaanse Rijk het centrale deel van de Balkan. Dit gebied wordt een slagveld van fel nationalistische volkeren. Servië, dat zich steeds meer verzet tegen de economische en politieke overmacht van Oostenrijk-Hongarije, komt versterkt uit de strijd. Servische nationalisten streven er zelfs naar om de zuidelijke Slavische volkeren in één staat te verenigen, met steun van de Russen. Voor de gevestigde orde in de Donaumonarchie, die in 1908 Bosnië en Herzegovina nog heeft geannexeerd, is dit onaanvaardbaar.
Langs de Frontzate
De julicrisis in 1914
Op 28 juni 1914 is met de moord door een Bosnisch-Servische nationalist op troonopvolger Franz Ferdinand voor Wenen de maat vol. Het zal de Serviërs even laten zien wie de baas is en vraagt daarvoor steun van Berlijn, al is er geen bewijs dat Belgrado achter de moord zat. Aanvankelijk trekt deze moord in de rest van Europa niet zoveel aandacht. Toch zegt Duitsland een week later onvoorwaardelijk steun toe aan Oostenrijk, in de wetenschap dat Servië op hulp van Rusland rekent, al zit Rusland niet op oorlog te wachten. De Duitse kanselier redeneert dat, als het toch tot een oorlog moet komen, het beter nu kan gebeuren dan over een paar jaar wanneer de Entente sterker zal zijn. Ruim twee weken na de moord eist Oostenrijk-Hongarije genoegdoening van Servië. Nog een week later bevestigen de Franse president Poincaré en de Russische tsaar hun verbond van wederzijdse militaire steun. Wenen krijgt nu haast en stuurt op 23 juli een ultimatum aan Belgrado. Servië geeft aan vrijwel alle eisen toe, maar Oostenrijk is niet tevreden. Rusland, dat aanvankelijk Servië had aangeraden om de eisen van Oostenrijk-Hongarije in te willigen, herinnert zich nog goed hoe Wenen in 1908 op slinkse wijze Bosnië-Herzegovina heeft geannexeerd en laat weten een aanval op Servië niet te kunnen accepteren.
Het begin van de oorlog
Op 28 juli verklaart Wenen de oorlog aan Belgrado. De zoveelste Balkanoorlog is begonnen. Tsaar Nicolaas II roept zijn neef Keizer Wilhelm II per telegram op om een oorlog te vermijden. In Brussel komt de Socialistische Internationale nog bijeen om de oorlog aan de oorlog te verklaren, waarbij de Franse voorman Jean Jaurès ontroerd zijn Duitse collega Hugo Haase omarmt. Drie dagen later wordt Jean Jaurès in Parijs doodgeschoten door een nationalist. Tsaar Nicolaas II besluit eerst tot algehele mobilisatie, maar verandert dit in een gedeeltelijke mobilisatie, alleen tegen Oostenrijk. De Tsaar krijgt echter te horen dat een gedeeltelijke mobilisatie technisch niet mogelijk is en besluit dan toch maar tot een algehele. In de praktijk staat dit gelijk aan een oorlogsverklaring. Op 31 juli mobiliseert Oostenrijk-Hongarije. Duitsland eist dat Rusland stopt met mobiliseren en wil een neutraliteitsverklaring van Frankrijk. Op 1 augustus besluit Frankrijk tot mobilisatie. Vijf minuten later mobiliseert ook Duitsland, dat meteen de oorlog aan Rusland verklaart. Tegelijkertijd is driekwart van het Britse kabinet vastbesloten om zich niet in een Europees conflict mee te laten slepen. Een dag later valt Duitsland niet Rusland maar Luxemburg binnen. Ook eisen de Duitsers een ongehinderde doortocht in België ‘om te anticiperen op een Franse aanval in België’. Alles wijst erop dat het Schlieffenplan uitgevoerd gaat worden.
Op 3 augustus verklaart Duitsland de oorlog aan Frankrijk en vallen Duitse troepen het neutrale België binnen. De volgende dag stelt Groot-Brittannië een ultimatum op: de Duitsers moeten België verlaten. Ondertussen stemt de Duitse Rijksdag, inclusief socialisten, juichend in met de oorlogsbegroting van keizer Wilhelm II. Op 5 augustus verklaren de Britten de oorlog aan Duitsland. Het hek is nu van de dam. Internationale coalities en militaire draaiboeken blijken een eigen dynamiek te hebben, met een grote oorlog als resultaat. De gevolgen zijn dramatisch.
Meer hierover in de gids